Inmiddels ben ik bijna 34 weken zwanger van mijn tweede kindje en wordt het toch echt wel eens tijd om te gaan uitzoeken welke babykleding ik nog heb van de eerste, en wat ik nog moet aanvullen. Mijn eerste kindje is een jongetje en dit wordt (is) een meisje, en ondanks dat ik niets geef om de kleur roze voor meisjes en blauw voor jongens, weet ik nu ook dat ik bijvoorbeeld wat meer comfortabele boxpakjes in huis wil hebben, en een schattig jurkje mag toch ook niet ontbreken 🙂

 

Voor een kleintje vind ik het vooral fijn om comfortabele kleertjes in huis te hebben en ik ben vooral van de neutrale, natuurlijke kleuren. Daarnaast hou ik ook wel van hier en daar een stoer printje. 

 

Vooropgesteld is het natuurlijk het meest duurzaam om tweedehands kleding te kopen en ik ga ook zeker zoveel mogelijk van mijn eerste hergebruiken. Wel ga ik die nog wat aanvullen met een paar mooie, nieuwe items, maar dan wel duurzaam geproduceerd. Bij deze 5 duurzame babykleding merken ga ik binnenkort wat leuks uitzoeken. Graag deel ik deze favoriete merken ook met jullie!

 

RABBIT HOLE 

 

Foto: Rabbit Hole

 

Rabbit Hole is een Nederlands merk dat duurzame, design jumpsuits produceert voor baby’s in de leeftijd van 0 tot 1 jaar. De boxpakjes die ontwerpers Katinka en Gabrielle maken zijn ontworpen met oog op comfort, pasvorm en detail. Je kunt kiezen uit 3 mooie designs van 100% soft, organic cotton. Wat bijzonder is aan het merk is dat ze werken naar een circulair systeem. Dit betekent dat wanneer je kindje de jumpsuit niet meer past, je hem terug kunt sturen naar Rabbit Hole. Zij zullen het pakje dan nakijken, wassen en indien nodig herstellen, en vervolgens opnieuw aanbieden als in een used collectie, of zij recyclen de materialen tot nieuwe producten! De pakjes heten met recht design, want ze zijn wel 34,50 euro per stuk.

 

MAED for mini 

(Foto: MAED for mini)

 

Als je het leuk vind om je kleine hip en even anders dan anders aan te kleden, dan ben je bij dit merk aan het juiste adres. Mini fur coats, kniekousen, panterprintjes, flared jeans en té schattige lange jurkjes met polkadots, je kunt het allemaal vinden in dit duurzame merk uit Amsterdam. De kleding is gemaakt voor kinderen van 0 tot 8 jaar en is wel aan de prijzige kant. Voor sommigen is dit merk misschien vooral leuk om iets bij te halen voor speciale gelegenheden, een ander vindt dit stijltje ook helemaal leuk om je kindje dagelijks in te kleden.

 

 

PIMSA 

(Foto: Pimsa)

 

Pimsa is een prachtig Nederlands unisex merk dat zichzelf omschrijft als ‘minimalistisch met een twist’. Ze gebruiken veel natuurlijke kleuren en duurzame, zachte stoffen. De kleding wordt op een eerlijke manier geproduceerd in Turkije of Portugal en is vrij van schadelijke stoffen en allergenen. De collectie is niet heel groot maar ze concentreren zich vooral op een aantal hele mooie minimalistische truien en ook de jumpsuits voor de mini’s zijn erg schattig.

 

Maxomorra

(Foto: Maxomorra)

 

Maxomorra is een kledingmerk uit Zweden en noemt zich functioneel, duurzaam en betaalbaar. Denk bij dit kledingmerk niet aan de Scandinavische, minimalistische stijl maar juist aan vrolijke en speelse printjes met veel kleur. Alle kleding is GOTS gecertificeerd en de prijs voor bijvoorbeeld een onesie ligt tussen de 20 en 30 euro. Je kunt het merk onder andere bestellen via de webshop Eko de Peko.

 

Phil & Phae

(Foto: Phil & Phae)

 

Natuurlijke kleuren en heerlijk zachte, comfortabele stofjes. Dat zijn in mijn ogen de hoofdeigenschappen van dit fijne merk. De kleding is allemaal in basic, effen kleuren wat een fijne, minimalistische en tijdloze uitstraling geeft. Dit Nederlandse merk produceert in Europa en gebruikt organisch katoen van hoge kwaliteit. De kleding wordt op verantwoorde wijze geproduceerd door familiebedrijven die zorgvuldig zijn geselecteerd.

 

Hebben jullie nog meer tips voor leuke, duurzame babykleding merken? Tips zijn altijd welkom dus laat het mij vooral weten in een reactie hieronder.

De maand december vind ik altijd een heerlijke maand. Gezellig samenzijn met vrienden en familie, en hét moment om eens nadenken over goede voornemens voor in het nieuwe jaar. Een frisse start vol met nieuwe uitdagingen, ik heb er zin in!

 

Over het algemeen vindt men het lastig om zich ook daadwerkelijk te houden aan goede voornemens. Probeer daarom om de doelen die je stelt zo realistisch en persoonlijk mogelijk te maken. Je hoeft geen grote veranderingen in je leven te maken om een goed voornemen te laten slagen. Denk in kleine, realistische stappen en maak het leuk voor jezelf.

 

 

Om jullie (hopelijk) te inspireren, schrijf ik in deze blog over het goede voornemen om te starten met een moestuin. Wil je ook graag beginnen met het houden van een moestuin, maar weet je niet goed hoe? Of denk je dat je te weinig plek of te weinig tijd hebt? No excuses! Voor iedere situatie is wel een oplossing en als iets flexibel is, dan is het wel het houden van een moestuin(tje).

 

Ben je al bezig met duurzaam leven en het milieu, en wil je graag volgend jaar nog meer focussen op een beter milieu, dan is het starten van een moestuin een mooie aanvulling daarop.

 

Begin klein en kies een aantal gemakkelijke groentes. Ga je niet direct wagen aan “moeilijke” groentes die veel aandacht en verzorging nodig hebben. Dit kun je altijd in een nieuw seizoen doen, als het moestuinieren je bevalt en je een nieuwe uitdaging zoekt of gaat uitbreiden.

 

Vier gemakkelijke groentes:

Radijs

Je kunt radijsjes buiten zaaien van maart tot en met augustus. Maak een ondiep geultje en leg de zaadjes op 2 cm afstand van elkaar. Zodra de bladeren van het plantje ongeveer 15 cm groot zijn, kun je oogsten.

 

 

Veldsla of rucola

Je kunt veldsla en rucola buiten zaaien van maart tot en met augustus. Maak een ondiep geultje en leg de zaadjes op 5 cm afstand van elkaar. Na 4 weken kun je beginnen met oogsten. Knip of pluk de slablaadjes dicht bij de stengel af. Zolang je het midden van de plant laat staan, groeit de plant door en kun je langer blijven oogsten.

 

 

Wortels

Je kunt wortels buiten zaaien van maart tot en met juli. Maak een ondiep geultje en leg de zaadjes op 3 cm afstand van elkaar. Op wortels moet je wel iets langer wachten. Je kunt de wortel checken door de aarde van de bovenkant van de wortel weg te vegen. Is de wortel ongeveer 2 cm in doorsnede, dan kun je oogsten! Eerder kan natuurlijk ook, maar dan heb je wat kleinere wortels.

 

Munt

Je kunt munt buiten zaaien van april tot en met juni. Verspreid een aantal zaden over de oppervlakte waar je het wilt laten groeien. Meer zaadjes is niet altijd beter, aangezien de takjes dan heel dicht op elkaar groeien en weinig licht krijgen.

  • Let op: Plaats de munt in een aparte bak of pot! Deze plant woekert nogal en voordat je het weet heb je munt door heel je tuin.
  • Tip: Munt kun je ook heel gemakkelijk stekken en dus delen met familie en vrienden. Doe dit tussen april en juni.

 

 

Heb je nou geen (grote) tuin? Deze gemakkelijke groentes kunnen ook prima gekweekt worden in een pot. Ideaal dus voor een kleine tuin of een balkon.

 

De meeste groentes kun je pas zaaien vanaf maart of april, maar wat ga je nou in januari en februari doen? Deze maanden zijn perfect om je goed voor te bereiden voor het moestuinseizoen. Begin met het maken van een plan, wederom hoeft dit niet heel groot te zijn, maar waar ga je alles neerzetten en wat heb je daarvoor nodig? Sla potjes in, ga opzoek naar de juiste zaden, maak een stukje vrij in je tuin of balkon en bedenk hoeveel je wilt gaan zaaien.

 

Wat is jouw goede en duurzame voornemen voor volgend jaar? Ga jij ook een moestuin starten? Laat het ons weten!

Geboren in 1991, groeide ik op in jaren van toenemende welvaart. Terwijl ik opgroeide ontstond het besef dat er grenzen zijn aan vooruitgang en groei, dat er maar één aarde is en dat onze luxe leefstijl gefaciliteerd wordt door ongelijkheid. Terwijl ik ouder wordt dringt dit beeld zich steeds dwingender aan me op. Tegelijkertijd leer ik dat de wereld aan m’n voeten ligt, dat vliegen naar de andere kant van Europa goedkoper is dan een treinkaartje in Nederland, dat ik alles kan kiezen als ik er maar hard genoeg voor werk, dat ik potentieel heb ‘dat ik moet ontwikkelen’ en ik elk jaar honderden euro’s aan mode uit moet geven om erbij te horen.

 

Achteraf gezien is het niet heel gek dat ik hierin vastliep. Ik was 26 en het gevoel bekroop me dat ik ‘mijn shit op orde’ zou moeten hebben. Na een rationele analyse constateerde ik dat ik alles had voor een succesvol leven, tenminste… als je de maatschappij mag geloven. Ik had een stapel diploma’s, een goede baan, een hip appartement, veel vrienden en nog veel meer. Toch was ik niet blij met hoe ik in het leven stond, sterker nog: ik was ronduit ontevreden. Het was nooit genoeg, ik wilde meer, er is altijd een volgende stap of een verbetering. Er is immers meer in het leven. Toch?

 

Ik ging op zoektocht. Ik leerde dat ik niet de enige was met een mindset gericht op meer. Marktwerking en de daarbij horende hunkering naar groei is doorgedrongen in zo ongeveer alle facetten in onze levens. In het onderwijs leren we bijvoorbeeld hoe we ons ‘potentieel’ maximaal kunnen ontwikkelen en de aarde, en alles wat daarop leeft, is een resource geworden. Resources, die uitgeput kunnen raken: de bodem verschraalt, dieren sterven uit, olie raakt op en mensen krijgen een burnout. De alarmbellen gaan af. We zien ze allemaal rinkelen. Toch blijven we streven naar meer. We kopen en vliegen meer dan ooit tevoren en zijn drukker dan ooit.

 

Ik geloof dat het anders kan. Hoe het anders kan, is voor iedereen een persoonlijke afweging. Wat mij helpt, zijn de principes van minimalisme. Daarom gaf ik onlangs een TEDx talk over wat minimalisme voor mij betekent, over hoe het een alternatief biedt voor het streven naar meer en over wat jij kunt doen om een eerste stap te zetten. Ik ben benieuwd wat je ervan vindt! Kijk de talk hier:

 

 

De donkere dagen zijn aangebroken en dat betekent dat de feestdagen er aankomen. Een gezellige tijd met je naasten met veel eten en leuke cadeaus. Helaas heeft deze gezelligheid ook een keerzijde, omdat we het meeste afval van het hele jaar creëren. Daar gaan we dit jaar verandering in brengen. In plaats van ons te focussen op materiële items, richten we ons op onze dierbaren. Spullen hebben we vaak al genoeg in huis, maar aandacht en tijd voor elkaar komen we te kort.

 

Bij de kerst hoort een boom, dat kan een echte zijn, maar ook één gemaakt van bijvoorbeeld oude pallets of een mooie raamtekening. Wij kiezen voor een echte, die we na de kerst in onze tuin planten. Als decoratie recyclen we de kerstballen van vorig jaar en knutselen we samen met de kinderen leuke kunstwerkjes voor in de boom. Om onze cadeaus in te pakken gebruiken we oude tijdschriften en maken we van oude broekspijpen van een kapotte spijkerbroek een wijntas.

 

 

Voor onze dierbaren bereiden we thuis een maaltijd voor met biologische groenten, die wekelijks verpakkingsloos aan huis worden geleverd en we bakken zelf onze koekjes en muffins.

 

We geven een uitje als cadeau. Samen met familie een leuk dagje naar een pretpark of met het gezin naar een vakantiehuisje in de buurt. Investeer in dierbaren door te bedenken wat hun echt leuk vinden en investeer daar je tijd in.

 

 

Een aantal tips over het ontvangen en geven van cadeaus

  • Vaak overladen we onze dierbaren met cadeaus, wat door de hoeveelheid amper aandacht krijgt. Geef één groot cadeau en wat kleine cadeaus en verpak dat in bijvoorbeeld stof in plaats van inpakpapier.

 

 

  • Ga langs je lokale kringloop winkel voor speelgoed. Vaak vind je voor een prikkie hele leuke cadeaus. Bespaart veel verpakkingsmateriaal en geld en de kleintjes hebben echt niet in de gaten of iets tweedehands of nieuw is.

 

  • Ben je creatief, maak dan zelf van een oud hemdje een leuke tas voor een goede vriendin. Is veel specialer dan iets te kopen.

 

  • Upcycle materiaal uit je huis. Maak van oude maillots een poppenjurkje, van een oude trui een baby petje of een knuffel, of gebruik een oude trui om een lamp mee te bekleden. Op het internet  zijn legio aan ideeën te vinden voor het upcyclen van oude materialen.

 

Probeer de echte kerstspirit met je kinderen te vieren in plaats van spullen voor ze op te stapelen. Onze kinderen zullen goede herinneringen hebben aan de uren die we samen doorbrachten met het bakken van koekjes en het maken van zelfgemaakte decoratie. Creëer je eigen familietradities waarbij tijd samen en met anderen doorbrengen het belangrijkste is. Kinderen zullen die herinneringen koesteren.

 

Alvast fijne feestdagen en veel plezier met de voorbereidingen!

Dit jaar heb ik van Sinterklaas een hele mooie bamboe theedoos gekregen. En niet zomaar een theedoos. Nee, een theedoos voor losse thee! Ik wilde graag overstappen van theezakjes op losse thee in een filter, maar deze losse thee moest natuurlijk wel goed bewaard worden. En het liefst ook een beetje praktisch en fancy. En daarvoor bood deze mooie theedoos de oplossing. Maar waarom wilde ik zo graag overstappen op losse thee? Dat ga ik je hieronder vertellen, en ik ben ervan overtuigd dat jij na het lezen van deze blog ook je theezakjes de zak geeft.

 

 

Zó hoort thee te smaken

Allereerst weegt de smaak natuurlijk zwaar mee. Losse thee heeft simpelweg veel meer smaak dan thee uit een zakje. Dit heeft verschillende oorzaken:

 

  • de theebladeren in losse thee zijn groter dan in theezakjes, waardoor de smaak beter behouden blijft.
  • losse thee heeft veel meer ruimte om te zwemmen in je kopje dan in een theezakje.

De verschillende aroma’s die in de theebladeren, -fruit en -kruiden zitten, kunnen dus veel beter vrijkomen in losse thee dan in theezakjes. Zo geniet je veel meer van je kopje thee. En ja, sommige fabrikanten met “piramidevormige zakjes” doen al flink hun best om hun thee meer ruimte te geven, maar dit stelt niet zo veel voor. Als je het vergelijkt met “beter leven” sterren krijgt een zakje alsnog maar 1 ster, tegenover de 3 sterren losse thee. 

 

 

Het kost niet veel

Het lijkt heel duur, die losse thee. En zeker, een verpakking losse thee kost gemiddeld meer dan een doosje Pickwick. Máár, schijn bedriegt. Want voor je kopje losse thee heb je maar één theelepeltje thee nodig, en hiervan kun je zelfs twee kopjes genieten (afhankelijk van de grootte van je kop natuurlijk…). Uiteindelijk haal je veel meer theelepeltjes losse thee uit een verpakking dan dat je theezakjes uit je doosje Lipton haalt. En dus ben je per saldo voordeliger uit met losse thee.

 

Het zorgt voor minder afval

Losse thee is veel milieuvriendelijker dan theezakjes. In theezakjes is vaak plastic verwerkt om de boel dicht te sealen, en dus horen theezakjes thuis bij het restafval (bron Milieu Centraal). Dan heb je nog vaak per theezakje een touwtje dat vastgelijmd zit, een labeltje en een extra losse verpakking van plastic of papier. Oh, en natuurlijk het doosje waar al die voorverpakte zakjes in zitten. Da’s flink wat afval.

 

Losse thee heeft alleen de grootverpakking, van plastic of papier. Verder is er alleen de losse thee, die je gewoon bij het gft-afval mag gooien. Je filter was je af en gebruik je keer op keer opnieuw. Door losse thee te drinken bespaar je dus heel veel afval en daarmee spaar je het milieu!

 

Je drinkt geen verborgen plastics

Wat ik net al zei, in heel veel theezakjes zit plastic. De piramidezakjes zijn van nylon gemaakt, en dus helemaal van plastic. Maar ook zogenaamde papieren zakjes bevatten vaak plastic. Dit plastic wordt aan de zakjes toegevoegd om ze dicht te persen en te verstevigen. Maar deze plastics zijn soms zo klein, dat ze ook in de thee terecht kunnen komen die je drinkt. Proost.

 

Al die plastics in theezakjes worden natuurlijk niet gecomposteerd, maar belanden zonder dat we het in de gaten hebben uiteindelijk in de oceanen. Al dan niet in de vorm van microplastics. Zo gezien is het helemaal niet zo milieuvriendelijk om voor een kopje thee te kiezen in plaats van een glaasje fris. Tenzij je losse thee drinkt dus.

 

Het geeft zo’n luxe gevoel…

Eerlijk is eerlijk, ik ben ook overgegaan op losse thee omdat het me zo’n luxe gevoel geeft. Ik voel me heel sjiek als ik mijn losse thee in een filtertje schep, er water overheen giet en de thee laat dansen in mijn kopje. De heerlijke geur die dan vrijkomt en de kleur die mijn water krijgt geven me bij losse thee toch een heel andere sensatie dan bij een theezakje. Het voelt meer als een momentje “me-time”, en ik sta meer stil bij wat ik drink, dan wanneer ik achteloos een theezakje openscheur en in mijn kopje sop. En dit gevoel is mij ook heel veel waard.

 

Dag helden en wereldverbeteraars,

Wij zijn nu zo’n drie weken aan het genieten van onze tijd op de Indonesische eilanden. Een snel getrokken conclusie is dat je hier als vegan prima uit de voeten kunt. Eigenlijk kun je in elk dorpje wel een goed bordje eten krijgen, en anders kun je je altijd tegoed doen aan heerlijk tropisch fruit. Wil je weten hoe dat eten tot nu toe is gegaan, lees vooral verder!

 

 

Culinaire ‘hoog’ standjes

Eten op grote hoogte; gezellig, met zo’n kinderdienblad op je uitklaptafeltje, genieten van met alufolie afgedekte miniporties. Heel vermakelijk – misschien niet altijd even smakelijk – maar wij houden ervan! Voor mensen met een veganistisch dieet is het wel even goed opletten. Wij adviseren je in ieder geval zelf extra eten mee te nemen, mocht het onverhoopt misgaan. Zo heeft Sherilyn tijdens een vlucht naar Florida alleen maar chips en nootjes kunnen eten, omdat haar dieetverzoek niet goed geregistreerd was. Aan het begin van de vlucht moet de steward al bij je komen bevestigen dat je een apart dieet hebt, zo niet, dan is er iets mis! Wij nemen wraps mee, belegd met pulled veggie van Vivera, cherry tomaat, spinazie, Mayolijn en wat sambal. Just in case!

 

Handig om te weten is dat je niet bij elke reisagent de vegan optie kunt kiezen tijdens het boeken, maar bij de luchtvaartmaatschappij zelf kan dat wél. Even doorbellen/doormailen dus! Eventueel moet je aan de telefoon uitleggen wat het verschil is tussen veganistisch en vegetarisch, maar dat zullen de vegans die dit lezen wel gewend zijn. Vergelijk het maar met het plaatsen van een Thuisbezorgd bestelling.

De afkorting voor de veganmaaltijd is VGML. Deze code vind je terug op de afzonderlijke items van de maaltijd. Zij noemen dit de ‘vegetarische maaltijd’, maar weet dat de vegetarische maaltijd met ei en zuivel de afkorting VLML heeft. Het is een beetje verwarrend, ook voor het personeel, dus houd het goed in de gaten. Wij krijgen perongeluk een yoghurtkuipje en een pennywafelachtigreepje met melkpoeder. Je doet er dus goed aan om ook de voorverpakte items te checken.

 

Vegan bunkeren op Bali

Westers plantaardig eten betreft voornamelijk buddha bowls, raw wraps, courgette noedels enz., en dat is relatief prijzig. Gezien we op budget leven kunnen we ons deze uitstapjes naar 100% vegan resto’s maar zelden permiteren. Maar áls we bij zo een tentje zitten is het wel hemels genieten!

 

 

Zo komen we in Uluwatu bij Cacao Flow terecht, waar we een raw vegan pizza en een dikke vette wrap verorberen. Hier zijn we, inclusief drankjes, 200.000 rupiah lichter, wat omgerekend zo’n 12 euro is. Nog steeds goedkoop vergeleken met Nederland, maar erg duur wanneer je straks leest wat we hier voor local food kwijt zijn. De gerechten hier zijn gegarneerd met een hartige strooisel wat doet denken aan Parmesan – erg lekker en makkelijk zelf te maken. Cashews, knoflookpoeder en edelgist in de blender en Presto! Vegan Parmesan strooisel!

 

 

Waroengs all day every day

We eten vaak bij waroengs. Volgens de Nederlandse voedsel- en warenwet misschien niet geheel veilig, maar volgens Indonesische maatstaven gewoon heel smakelijk eten. Een waroeng is een kleine vitrine langs de weg. Daarbij gekleurde plastic stoeltjes met gammele tafeltjes, met daarop een gekleurd zeiltje. Op tafel staat een houten bakje met een wc rol erin, dienende als servetten. In die vitrine heb je vaak een stuk of 8 gerechten, waarvan een aantal mogelijk vegan zijn.

 

 

Voordeel van een waroeg is dat je in bijna 100% van de gevallen de chef tegenover je hebt staan, dus je kunt bij de bron nagaan wat de ingrediënten zijn. Gebruik hiervoor je vegan paspoort, Google translate, en eventueel handen en voeten. Naast de gebruikelijke non-vegan ingrediënten, vragen wij ook altijd of er trassi (garnalenpasta) gebruikt is in de gerechten. In indonesië gebruiken ze dit namelijk vaak als smaakmaker, óók in de sambal. Bij gefrituurde hapjes moet je duidelijk vragen naar ei in het beslag. Sommige gerechten bevatten tofu/tahu wat dan weer op ei lijkt, maar het is gewoon vegan. Wij vinden het superlekker. Mocht je krupuk bij je maaltijd willen, vraag dan naar Bawang, oftewel uienkrupuk.

 

In het beste geval zoek je een waroeng uit waar elk gerecht zijn eigen opscheplepel heeft. In het ergste geval vraag je de chef een schone opscheplepel te gebruiken, of je slaat de waroeg over wanneer je kruisbesmetting vermoedt. Je moet als vegan een beetje bijdehand zijn, maar hierdoor herkennen ze je de volgende keer en hoef je het niet nog eens uit te leggen. De kosten per persoon? 6000 rupiah (0,40 euro) Het is bijna diefstal.

 

 

Een voordeel van vegan eten op Bali, afgezien van die ten opzichte van dier en milieu, is dat je minder snel last krijgt van de zgn. Bali belly (buikkrampen e.d.). Daarbij is het weglaten van de vlees- en visgerechten bij de meeste waroengs ook nog een stuk goedkoper. Win-win-WIN!

 

Op naar de Gili’s

Na Bali maken we een boottripje naar Gili Trawangan. Naast de vele waroengs vinden we hier welgeteld één vegan restaurant: Pituq Waroeng. Dit is een superschattig restaurant waar ze de Indonesische recepten geveganised hebben, hell yeah! Hier eet je vegan rendang, tofu pepesan en jackfruit curry. Heaven on earth, zo lekker. Eerst hadden ze twee vestigingen – eentje Indisch, de ander westers – maar helaas is de westerse variant geheel tegen de vlakte gegaan tijdens de aardbevingen van afgelopen zomer. Naar aanleiding hiervan heeft Pituq een stichting opgezet om landgenoten in getroffen gebieden te helpen. Mocht je willen helpen, doneren kan via www.pituq.com

 

 

Local food is lekker, maar op een gegeven moment wil je iets anders dan rijst. Nabij onze homestay hebben we een heerlijke pizzeria (Pizzeria Regina) gevonden, dus voorlopig sterven wij nog niet van de honger. De Pizza marinara is D to tha Licious!

 

Bedankt voor het lezen weer! Volgende keer vieren we kerst en NYE in Kuala Lumpur, Maleisië. Alvast een zalig en cruelty-free kerstfeest voor iedereen!

 

P.S. Voor degenen die het leuk vinden en geïnteresseerd zijn in onze non-food-related avonturen houdt Joey ook een blog bij op zijn Facebook, en voor meer foto’s check Joey zijn Insta!

 

LEES MEER OVER DE REIS VAN JOEY&SHERILYN:

VEGAN EN OP REIS – EVEN KENNISMAKEN

VEGAN EN OP REIS – 2 INDO’S IN INDO

VEGAN EN OP REIS – DE WERELDKEUKEN VAN KUALA LUMPUR

VEGAN EN OP REIS – KARDEMOM, KNOFLOOK EN CURRY

 

 

Het begon ooit onschuldig met het scheiden van papier, glas en plastic, maar ondertussen doe ik dus dingen waarvan ik vijf jaar geleden had gedacht: die vrouw is niet goed bij haar hoofd. Door mijn liefde voor het milieu lijk ik tegenwoordig alles door een groene bril te zien. En dat zorgt soms voor ietwat apart gedrag.

 

 

Wc doorspoelen met douchewater

Anderhalve maand geleden werd ik tweeënveertig en wat je vaak in damesbladen leest, is waar: hoe ouder je wordt, hoe meer je lak krijgt aan wat mensen van je vinden. Gelukkig maar, want sinds ik mij een half jaar geleden ondergedompeld heb in het duurzame leven, heb ik een hoop nieuwe gewoontes ontwikkeld die in mijn fantasie garant staan voor verbaasde blikken, hoongelach of iets vrolijker: de slappe lach. Nu ben ik iemand die zelfspot bij andere mensen erg kan waarderen, dus probeer ook mezelf niet zo serieus te nemen. Als vrienden vragen waarom ik twee emmers in de badcel heb staan en ik antwoord dat ik daarmee het douchewater opvang zodat ik er later de wc mee kan doorspoelen, dan kan ik daar zelf hartelijk om lachen.

 

Gek kattenvrouwtje

Dit lachen doe ik niet om ongemak te maskeren. Ik doe het omdat ik mij probeer in te leven in de ander en er dan maar vanuit ga dat die dat gescharrel van mij maar apart vindt. En vaak denk ik zelf ook: vrouw, waar ben je in hemelsnaam mee bezig? Zoals toen ik na een opruimactie van mijn bazin met twee zware tassen vol servieswerk richting de kringloop fietste omdat ik het niet kon verdragen dat ze dit -in mijn ogen nog prima- spul bij het vuil ging neerzetten. Laatst noemde een andere groene blogger zichzelf een crazy catlady en daarmee sloeg ze de spijker op zijn kop, want zo voel ik mij ook geregeld. Het ‘gekke kattenvrouwtje’ van de duurzaamheid dat leeft volgens haar eigen maatstaven en ongangbare gebruiken waarmee ze op haar eigen, bescheiden manier een bijdrage probeert te leveren een aan een schonere wereld. Nu heb ik geen kat, maar het feit dat ik net zoals het stereotype geen partner in huis heb, zorgt er wel voor dat niemand ooit zegt dat het klaar moet zijn met dat ‘achterlijke duurzaamheidsgedoe!’
Oftewel: het wordt alleen maar gekker…

 

 

Zwerver of psychiatrische patiënt?

Nu zijn acties zoals hierboven redelijk onzichtbaar. Dit in de zin dat niemand het ziet, behalve mijn familie, vrienden, bekenden en ok: de lezers van mijn blog. Maar goed, als duurzame strijder moet je natuurlijk niet alleen in je eigen veilige omgeving, maar soms ook in het zicht van de buitenwereld opereren. En hoewel ik zo even beweerde dat ik mij steeds minder van anderen aantrek, wil dat niet zeggen dat ik mij helemáál nergens voor geneer. Zeker niet. Zo pik ik bijvoorbeeld op mijn route naar de plastic bak al een tijdje zoveel mogelijk plastic rotzooi van de straat op. Zoveel mogelijk…dus niet alles. Ik geef namelijk eerlijk toe dat ik soms niet voor een plastic flesje durf te bukken als er er opeen een groepje mensen aankomt. Ik ben dan bijvoorbeeld bang dat ze me aanzien voor een zwerfster of iemand van de GGZ-instelling, een paar straten verderop. Toch is mijn zucht naar een schoner milieu over het algemeen groter dan mijn angst voor een eventueel bevreemdende of minachtende blik. En dus doe ik het meestal wel. 

 

Koffie uit eigen mok

De gêne wordt overigens wel steeds minder. De eerste keer dat je in het zicht van vreemden iets doet wat je anderen nooit ziet doen, is meestal even spannend. Zoals toen ik voor het eerst mijn eigen, hergebruikte plastic zakjes meenam naar de supermarkt voor groente en fruit. Of toen ik voor het eerst mijn eigen mok wilde gebruiken voor een coffee to go op het station. In eerste instantie wachtte ik tot de rij weg was en stond ik een beetje te hannesen met mijn beker om hem zo onopvallend mogelijk uit mijn tas te halen. Toen ik hem uiteindelijk op de toonbank neerzette, reageerde de dame er achter meteen super enthousiast. Hierdoor was ik er meteen relaxt mee. Zonder blikken of blozen plantte ik een paar minuten daarna mijn gezellige mok op het tafeltje in de overvolle coupé. En geen haan die er naar kraaide.

 

Beloningscentrum draait op volle toeren

Want dat is het natuurlijk meestal: we denken dat iedereen ons kritisch bekijkt, maar vaak zien mensen niet eens wat je doet. Ze zijn meestal gewoon met zichzelf bezig. Dit klinkt cynisch, maar bedoel ik niet zo. We hebben allemaal onze onzekerheden en zijn vaak meer bezig met hoe we zelf overkomen dan wat we vinden van een ander. En mensen die wél van alles vinden van een ander zijn het meest onzeker van allemaal! Dusss,…daar laat dit gekke groene vrouwtje haar missie én plezier niet door dwarsbomen. Want ja: ik heb er werkelijk lol in! (Serieus waar: positieve daden activeren het beloningscentrum in de hersenen). Bij elk plastic flesje dat ik van de straat opraap, elke keer dat ik geen zakje van de tasjesrol bij de groente-afdeling hoef te pakken, en elke keer dat ik met een emmer douchewater de wc doorspoel, denk ik: ha, fijn! Wie zoiets krankzinnig of een druppel op de gloeiende plaat vindt, die vindt dat maar dan. Ik niet, want ik blijf er van overtuigd dat alle beetjes helpen. Ondertussen scharrel ik lekker verder.

 

Kiemgroenten zijn heerlijk en ook nog eens supergezond. Helaas liggen ze in de supermarkt vaak verpakt in plastic en zijn ze maar heel kort vers te houden. Niet zo heel duurzaam dus. De oplossing? Zelf kiemgroenten kweken. 

 

Kiemgroenten zijn groenten die je niet laat volgroeien, maar oogst als piepklein kiemplantje. Ze hebben dan alleen nog maar hun eerste twee kiemblaadjes. Deze micro-groenten zitten boordevol vitaminen, mineralen en antioxidanten. Supergezond dus en ze hebben vaak een lekker pittige bite. Heerlijk door een salade of als topping op een boterham bijvoorbeeld. Of je gooit ze door je smoothie heen.

 

Kiemgroenten zijn hot. En dat weten supermarkten ondertussen ook. De koelschappen liggen er vol mee. En dus ook met de plastic verpakkingen die je er gratis bijkrijgt. Gelukkig kan dat ook anders. Namelijk door zelf je kiemgroenten te kweken. En het is nog simpel ook.

 

Stap 1: zaden kopen

Op de basisschool kiemden wij de bekende tuinkers, die we dan opaten met beschuit. Maar er zijn nog veel meer groenten en zelfs bloemen waarvan je de kiemplantjes kunt eten: broccoli, rode koel, zonnebloem, Chinese bieslook, groene erwt en radijs. En dat is nog lang niet alles! Ik koop zelf het liefst biologische kiemzaden. Bijvoorbeeld van de Bolster. Maar je hebt veel meer zaadhandels die biologische zaden verkopen. In tuincentra liggen ze nu vaak ook.

 

De old skool tuinkers

 

Stap 2: een kweekbakje maken of kopen

Op zich heb je niets ingewikkelds nodig voor het zelf kweken van kiemgroenten. Een (plat) bakje met wat natte watten of dubbelgevouwen stevig keukenpapier is voldoende. Als het maar vochtig blijft. Er bestaan ook speciale kiemschaaltjes van glas met een rooster om de zaadjes op te leggen. Ik heb die zelf ook. Vind ik net wat makkelijker en mooier (ja het oog wil ook wat;-)).

 

Gewoon zaaien in een plat bakje met wat potgrond kan ook. Het nadeel is wel dat er aarde aan de plantjes kan zitten. Goed afspoelen dus.

 

Stap 3: het bakje vullen met water en zaden

Vul het bakje met een laag watten of keukenpapier en maak het goed vochtig. Leg dan voorzichtig de zaadjes erop. Gebruik je een kweekschaaltje? Vul het schaaltje dan tot het rooster met water. Verspreid de zaden over het rooster.

 

 

Stap 4: plaats op lichte plek en wacht

Plaats het bakje op een lichte plek (niet in de felle zon) en zorg dat de watten en het keukenpapier niet uitdrogen. Je kunt het beste een plantenspuit gebruiken zodat je goed en voorzichtig kunt doseren. Let op: maak er geen zwembad van, dan rotten de zaadjes weg. Bij het kiemschaaltje ververs je elke dag het water. En dan is het een kwestie van wachten…

 

Taugé en alfalfa worden verkocht als kiemgroenten, maar het zijn eigenlijk spruitgroenten. Je kunt ze op dezelfde manier kweken. Het enige verschil is dat je deze in het donker opkweekt. Ik zet ze gewoon in een kast in de woonkamer. Je moet ze dan alleen niet vergeten zoals ik wel eens deed (oeps).  

 

Stap 5: oogsten

Heel veel geduld hoef je niet te hebben. Meestal kun je na 5 dagen al jouw verse kiemgroenten oogsten. Je knipt gewoon af wat je nodig hebt. Net boven de wortels. Het bakje of kiemschaaltje kun je eindeloos opnieuw gebruiken. Stukken duurzamer én verser dan uit de supermarkt. Dat eet toch net wat lekkerder.

 

 

Eet smakelijk!

 

Hey lieve blog-lezers,

Zoals beloofd in mijn vorige blog, zal ik het deze keer hebben over overbroekjes … en dus ook over wolbroekjes.

 

 

Overwatte?

Overbroekjes! Dit zijn in principe waterafstotende broekjes die je over een absorberende stof aandoet om te voorkomen dat de kleertjes van je kindje nat worden. De absorberende stof kan een voorgevormde luier zijn, maar bijvoorbeeld ook een strikluier, prefold of tetradoek.

 

De meest gebruikte overbroekjes bestaan uit polyester of nylon waar, aan de zijde die tegen de luier komt, een waterafstotende polyurethaan laag tegen verwerkt is. Deze dunne, soepele plastic laag is bovendien ook ademend. Men spreekt over PUL (‘polyurethane laminated’) of TPU (‘thermoplastic polyurethane’) afhankelijk van de methode waarop dit laagje tegen de stof verwerkt is. In het geval van PUL wordt de polyurethaan laag d.m.v. een chemisch proces aan de buitenstof gebonden, terwijl dit bij TPU via een hitteproces gebeurt. Dit maakt TPU net iets milieuvriendelijker dan PUL.

 

De meerderheid van deze overbroekjes bestaat uit polyester. Polyester en nylon zijn beide synthetische stoffen die grotendeels gelijkaardige eigenschappen bezitten, doch  ook op een aantal vlakken verschillen, maar daarover ga ik niet te diep in detail treden. Het voornaamste verschil is dat nylon wat sterker is en dus nét iets minder snel verslijt. Nylon wordt echter gemaakt uit grondstoffen gewonnen van eindige bron, aardolie, terwijl polyester recycleerbaar en dus op dat vlak iets duurzamer is.

 

De buitenste laag van all-in-one en pocketluiers bestaat tevens ook steeds uit een PUL- of TPU-stof.

 

Daarnaast heb je nog de niet-synthetische overbroekjes, namelijk wolbroekjes.

 

Types/modellen overbroekjes

Zowel de PUL-/TPU- als wolbroekjes bestaan in verschillende vormen en zowel in meegroei versie (in maat verstelbaar d.m.v. drukknoopjes vooraan of aanpasbare beenelastieken) als in verschillende maten.

 

Meest gekend zijn de overbroekjes die sluiten d.m.v. drukknoopjes of klittenband. Deze sluiting bevindt zich meestal vooraan, maar sommige merken maken ook overbroekjes met zijsluiting. Zo’n zijsluiting bestaat bij mijn weet steeds uit drukknoopjes en is handig om druklekkage bij buikslapertjes te voorkomen.

 

Het voordeel van een sluiting met klittenband is dat deze heel goed op maat van je kindje aan te passen is, maar veel kindjes krijgen op gegeven moment de klittenband (al dan niet bewust) zelf los en goedkopere klittenband slijt vrij snel.

 

 

Drukknoopjes daarentegen vergen minder onderhoud, ze kunnen niet aan andere luiers blijven kleven in de was zoals klittenband en er blijven geen pluisjes of resten stoelgang in vastplakken. Het nadeel is dat zo nu en dan je kindje net in een “tussenmaat” zit, waarmee ik bedoel dat het ene drukknoopje te strak zit en het andere te los. Je zou in dat geval zelf een extra drukknoopje tussen twee andere in kunnen zetten, maar zolang je geen grote opening tussen beentjes en luier hebt zouden lekkageproblemen zich normaal niet moeten voordoen.

 

Persoonlijk ben ik meer fan van overbroekjes met een dubbele rij drukknoopjes. Dankzij de dubbele rij kan je het overbroekje zowel rond de buik als rond de beentjes heel mooi doen aansluiten, heel handig bij kindjes met dikke billen en een slank buikje of omgekeerd 😉.

 

Daarnaast bestaan ook optrekbroekjes. Dit soort broekjes kan niet geopend worden, maar moet je (zoals de naam al meegeeft) optrekken. Deze overbroekjes zijn heel handig voor kindjes die (beginnen) stappen en niet meer willen blijven liggen om verschoond te worden. Ook zijn ze handig voor buikslapertjes (minder lekgevoelig). Dit type overbroekje wordt zeer veel gebruikt voor de nachten, omdat het niet zo spant aan de beentjes (dus minder/geen striemen veroorzaakt) en de meeste kindjes deze overbroekjes niet zelf kunnen uitdoen.

 

Dit soort overbroekjes bestaat (nog) niet in meegroeiversie, maar enkel per maat.

 

Bepaalde wollen optrekbroekjes bestaan, in tegenstelling tot PUL-/TPU-optrekbroekjes, zowel met korte als met lange pijpen (super fijn in de winter!).

 

Enkele merken hebben ook een “hybride”: overbroekjes met (zij)sluiting die eveneens als optrekbroekje te gebruiken zijn dankzij hun rekbare zijkanten.

 

Waarom wolbroekjes?

Sommige ouders gebruiken enkel wolbroekjes, andere gebruiken ze helemaal niet. Zoals velen gebruiken wij overdag meestal overbroekjes met PUL/TPU en ‘s nachts voornamelijk wolbroekjes.

 

Wolbroekjes zijn 100% natuurlijk. De wol wordt waterafstotend gemaakt door ze met lanoline (wolvet) te behandelen (hierdoor is een wollen buitenkant niet geschikt voor AIO-en pocketluiers). Dit is niet even waterafstotend als PUL, maar omdat wol nog tot 40% van zijn eigen gewicht kan opnemen, voorkomt een goed onderhouden wolbroekje toch dat de kleertjes nat worden. Bovendien vervilt de wol door frequent gebruik, waardoor deze nog beter lekdicht wordt. Sommige wolbroekjes zijn reeds gemaakt uit vervilte wol. Opgelet: wolbroekjes die nog niet vervilt zijn, zullen door het vervilten iets minder rekbaar worden en vallen nadien vaak wat kleiner uit.

 

Hoewel het lanoliseren wat tijd kost, vergen wolbroekjes verder niet veel onderhoud. Omdat wol en wolvet zelfreinigende eigenschappen bezitten, is het meestal voldoende om de broekjes na gebruik te laten luchten en hoef je ze pas om de 10 à 14 dagen te wassen (met wolwasmiddel!). Omdat wol temperatuur regulerend is, kun je deze broekjes zowel in de winter als zomer prima gebruiken.

 

Wat ik ook erg fijn vind, is dat ze geen striemen geven in de beentjes zoals de klassieke overbroekjes met PUL vaak wel doen wanneer ze een hele nacht gedragen worden. PUL-optrekbroekjes geven eveneens geen striemen, maar als zo’n optrekbroekje nog wat te groot is en de PUL-laag de huid van je kindje raakt, kan dit irritatie geven (vooral bij zweten).

 

Met een wolbroekje heb je wel net iets gemakkelijker druklekkage dan met de PUL-overbroekjes, maar zolang je geen te strak rompertje of pyjamaatje aandoet heb je daar geen last van.

 

Wij wisselen voor de nachten af tussen 2 à 3 wolbroekjes en een PUL-optrekbroekje dat we gebruiken tot onze wolbroekjes weer droog zijn na het wassen en lanoliseren.

 

Tip: Is je kindje zindelijk, maar heb je wolbroekjes die nog passen? Gebruik ze als gewoon broekje, lekker zacht en je hoeft ze dan niet meer te lanoliniseren na het wassen.

 

Supertip: Is de waterafstotende laag van je overbroekje gesneuveld? Jammer, maar niet getreurd. Je kan een lek overbroekje nog prima gebruiken als zwemluier!

 

Als je overbroekje niet beschadigd is door een “gebruikersfout” (zoals een kiezelsteentje in de wasmachine) maar door een fabrieksfout, neem dan eerst contact op met de verkoper. Vaak zullen zij dit melden aan de fabrikant en je een nieuw broekje in de plaats geven.

 

Bonustip: Intacte overbroekjes kan je ook gebruiken om mee te zwemmen, maar deze kunnen afzakken als het water zich er in opstapelt en bovendien kan de polyester laag stukgaan door chloorwater.

Heb je overbroekjes te veel en wil je eentje “opofferen” als zwemluier, prik er dan een paar gaatjes in met een naald (of haal ze even door de naaimachine zonder draad in je naald) zodat het zwemwater er uit kan lopen en stoelgang er in blijft.